kast_15_copy_copy_copy_copy_copy.jpg
Vorige keer beloofde ik u min of meer dat ik mij bij de keuze van boekjes die ik uit de kast zou nemen mij zou laten leiden door het fraaie omslag. Het inlossen van die belofte houdt u tegoed. Het boekje dat vandaag aan de orde is heeft bepaald geen fraai uiterlijk. In tegendeel. De kleurstelling is beroerd en de afbeelding is maar zo zo. Hoewel, de afgebeelde stukken vormen een vraagteken en daarmee wordt de inhoud van het boek wel treffend geschetst en dat geldt ook voor de titel: Test Your Chess IQ. A. Livshitz is de samensteller en Pergamon Press bracht de Engelse editie in 1981 op de markt.
Het boek bevat 455 stellingen uit de toernooipraktijk en de lezer wordt geacht het antwoord te vinden op de vraag die bij ieder diagram gesteld wordt. De opgaven worden steeds in groepjes van acht gepresenteerd en voor het vinden van de oplossingen krijgt men steeds een bepaalde tijd toegemeten. De tijd die besteed wordt en het percentage goede oplossingen bepalen uiteindelijk je Chess IQ.
Gelukkig bevat het boek achterin een index van de spelers van wie de partijfragmenten afkomstig zijn. Dat maakte het mogelijk om snel te scannen of er ook een Friese bijdrage in het boek te vinden is. Ik heb de index van voor naar achteren en van achteren naar voren gelezen maar kwam niet een provinciegenoot tegen. Echter, wel een lid van de FSB! In stelling 328 is een lid van de schaakclub Steenwijk de hoofrolspeler, of beter: de hoofdrolspeelster. Iedereen begrijpt dan dat ik het heb over Ingrid Jansen. Zij behoorde ooit tot de top van het Nederlandse damesschaak en wist in 1968 zelfs de nationale titel te veroveren, overigens niet als Ingrid Jansen, maar als Ingrid Tuk. Maar we hebben het over dezelfde persoon.

tuk 69

In bijgaande stelling kwam in 1969 in het Poolse Lublin op het bord tijdens de damesolympiade. Ingrid heerst over de witte stukken en met zwart is een zekere Assenova haar tegenstander. De vraag bij de stelling luidt vertaald: waarom doet wit er onverstandig aan om met de loper op c7 te slaan? Dat Ingrid dat wel deed is begrijpelijk. Nadat de loper met de toren van c8 wordt geslagen, heeft wit immers de mogelijkheid om met haar toren die op a4 staat de zwarte loper op b4 te slaan. Als zwart dan met de pion de toren terugneemt (axb4) is het over en uit. Wit antwoordt met Ta1xa8 en zwart staat mat achter de paaltjes. Wie de stelling goed bestudeert ziet dat zwart rustig kan slaan op c7. Nadat wit het geofferde stuk terugneemt door Txb4 speelt zwart … Ta8-c8 . En wit kan opgeven. Het gaat mat op c1. Wit kan dat nog wel voorkomen bijvoorbeeld door Ta1-f1 of h2-h3 maar dan slaat zwart de toren wel op b4 en is de materiele achterstand normaal gesproken onoverbrugbaar. Ingrid gaf op. Ze kon toen nog niet weten dat haar zet nog eens verheven zou worden tot ‘lesmateriaal’.

 

euwe


In het boek wordt en passant een sneer uitgedeeld aan oud-wereldkampioen Euwe. Bijgaande stelling ( met zwart aan zet) ontstond in 1946 tijdens een teamwedstrijd in de competitie van de KNSB. De spelers besloten af te breken en de partij ter arbitrage voor te dragen. Aldus geschiedde en de arbiter oordeelde dat de partij als zijnde geëindigd in remise op het wedstrijdformulier vermeld moest worden. (The adjudicator was Ex- World Champion Euwe, wordt fijntjes in het boek gesteld) Waarom dat zo pikant was? Euwe ziet een toch vrij eenvoudige winstvariant voor zwart over het hoofd.

Door Dh5 te spelen ontstaan er twee dreigingen. De loper op d5 wordt aangevallen. Brengt wit die in veiligheid dan volgt Lh3 +. De koning moet naar g1 of h1 waarna zwart vervolgt met het dodelijk Dd1 +. Wit moet met de toren de dame slaan waarna die onmiddellijk reïncarneert middels cxd1 D mat. (Promoveren tot toren is even effectief.) Een variant die Max even over het hoofd had gezien. (tegenwoordig hebben we gelukkig? Stockfish om de arbitrages uit te voeren.)


Ach, zo bevat bijna elk schaakboek wel leuke wetenswaardigheden ook al zien ze er nog zo lelijk uit.
HJD