Het bestuur van Westergoo had gister de droeve plicht u te melden dat jongstleden woensdag is overleden Mark Masmeijer. Mark was dit weekend al niet fit en via de dokterspost belandde hij een nachtje in het ziekenhuis. Omdat men daar geen onregelmatigheden kon ontdekken keerde hij naar huis terug. Woensdag werd hij door een vrijwilliger van Tafeltje Dekje levenloos aangetroffen in zijn woning. De altijd in huize Masmeijer zo welkome brenger van voeding werd boodschapper van verdriet. En een beetje wrang glimlachend bedacht ik daarbij: het zal zo’n beetje de eerste en zeker de laatste keer zijn geweest dat Mark een maaltijd die voor hem was bedoeld, oversloeg. Niemand zal het met zekerheid kunnen zeggen maar het is toch wel erg aannemelijk dat zijn grote passie, eten, hem noodlottig is geworden. De obesitas eiste zijn tol. Het hart trok het niet meer.

Het hart van Mark klopte niet alleen voor voeding. Het ging ook ritmisch op en neer voor zijn naaste familieleden. Zijn moeder, zijn zusje en vroeger zijn oma. Drie vrouwen die veel voor hem betekenden en over wie hij liefdevol kon vertellen tijdens de momenten dat je het met hem eens even niet over schaken had. En daarmee is tevens zijn derde passie benoemd: het schaken. Het spel dat hem aan ons als Westergooërs bond. De gemeenschappelijke noemer. En wat kon-ie het verrekte goed! Beter eigenlijk dan ons allemaal. Heel af en toe gaf hij een half of heel puntje weg, maar dat gebeurde slechts sporadisch. Meestal dropen we met de staart tussen de benen af na de zoveelste nederlaag tegen hem. Weer overklast door zijn kunnen en overmeesterd door zijn inzicht. Mark was zonder twijfel een van de sterkste spelers die Westergoo ooit heeft voortgebracht. Zijn vele clubkampioenschappen getuigen daarvan.

Mark beschikte over een rijk vocabulaire maar had zo zijn voorkeur voor bepaalde woorden. Een woord dat hij graag bezigde was ‘mazzel’, uitgesproken als massel. “Je moet een beetje massel hebben”, hoorde ik hem vaak zeggen als hij een partij analyseerde of wanneer we het hadden over de andere dingen die hem bezighielden. Gek genoeg had ik de indruk dat hij niet vooraan stond toen de ‘mazzel’ werd uitgedeeld. Eerder het tegendeel. Het geluk ging nogal eens zijn voordeur voorbij, terwijl de zorgen aanklopten. Hij nam dat zelf best scherp waar maar hij verzuurde er niet door. Hij hield de moed er in en hij bleef grapjes maken.

Uit het feit dat hij goed kon schaken kan gevoeglijk geconcludeerd worden dat Mark een goed stel hersens had. Echter, gezegd moet worden dat hij – net als trouwens iedereen- zo zijn gebreken had. Verliezen bijvoorbeeld, daaraan had hij een broertje dood. De enkele keer dat hij verloor was hij ronduit chagrijnig. En steevast dreigde hij na het behalen van een nul met schaken te zullen stoppen. Gelukkig was hij zo verstandig de eerstvolgende clubavond gewoon weer aanwezig te zijn. Hij wist donderse goed dat hij niet zonder schaken kon, maar hij had ook het terechte besef dat hij er verstandig aan deed om onder de mensen te blijven. Ik weet bijna zeker dat hij zich te midden van ons thuis voelde. Dat zag je aan zijn ogen. Dat merkte je aan zijn vrolijkheid. En dat vernam je aan zijn humor.

Jammer dat hij zo jong en zo eenzaam het leven heeft moeten verlaten. Hij had echt wel wat meer mazzel verdiend. Dat hij moge rusten in vrede. HJD