- Gegevens
- Geschreven door: H.J. Dijkstra
- Hits: 1472
De oude Piet had de gang naar wat hij noemde “ het oudemannenhuis” lang kunnen uitstellen. Tot op hoge leeftijd had hij op zichzelf gewoond. In een huisje waar alles gelijkvloers was en waar hij dus ook met zijn rolstoel uit de voeten kon toen zijn knieën zijn toch wat corpulente lichaam niet meer konden dragen. Een half jaar geleden was het er echter toch van gekomen. Hij was op een ongelukkige dag in juni ten val gekomen toen hij zich vanuit zijn rolstoel in bed wilde hijsen. De hele nacht had hij op de grond gelegen en pas de volgende ochtend had de buurvrouw –die altijd een oogje in het zeil hield- hem gevonden. “Zo kan het niet langer”, had haar kordate oordeel geluid en ze had zonder enige vorm van overleg met het lijdende voorwerp ‘de instanties’ benaderd. En dat had erin geresulteerd dat Oude Piet in Avondrood was beland. Het was hem zwaar gevallen. Vooral het feit dat hij afstand had moeten doen van vele bezittingen die hem dierbaar waren. “Alles goed en wel” , had hij gezegd maar al mijn schaakspulletjes gaan mee. Als dat niet kan, ga ik ook niet. Dan laten jullie mij hier maar zitten en dan zien we wel hoe het komt. “ De zorgmanager had, geheel in lijn met haar functiebenaming, zorgelijk gekeken want Oude Piet had nogal wat bezittingen die met het schaakspel te maken hadden. Zijn hele leven lang had hij aan de verzameling gewerkt. Hij bezat wel vijfhonderd schaakboeken, maar ook schilderijen, meerdere borden met stukken en een heuse schaaktafel behoorden tot zijn collectie. De zorgmanager had nog geprobeerd om Piet er toe over te halen slecht één bord en één set stukken mee te verhuizen naar Avondrood. “U kunt immers maar op een bord tegelijk schaken”, had ze gezegd. Maar Piet wilde daar niets van weten. Hij wilde per se dat alles meeging. Aan ieder voorwerp kleefde immers een herinnering. Zo was er het mooie houten Staunton-spel waar Euwe en Kramer in het begin van de oorlog nog een match mee hadden gespeeld. En met die oude Koopman-klok had hij nog samen met Lex Jongsma gevluggerd op de veerboot naar Vlieland. En dat ene schilderij waarop twee schakers staan afgebeeld die bij kaarslicht een partijtje spelen, dat had hij van de bond gekregen toen hij na vijfenveertig jaar afscheid nam als wedstrijdleider. Nee hij wilde niets missen en wie weet woonde er in Avondrood wel iemand waarmee hij af en toe een partijtje zou kunnen spelen. Die hoop was al vrij spoedig ijdel gebleken. In het oudemannenhuis zaten voornamelijk dames en er was niet een bij die ook maar een keer blijk had gegeven enige interesse in het spel te hebben. De Oude Piet had het wel geprobeerd. Iedere keer als hij naar de gemeenschapsruimte was gereden met zijn geautomatiseerde rolstoel had hij een klein schaakbordje prominent gepositioneerd op de wat ingekorte plank voor zijn indrukwekkende buik. Maar niemand die reageerde. Niemand die voorstelde een partijtje te spelen. Überhaupt waren in Avondrood de onderlinge contacten niet al te intensief. De meeste bewoners kwamen vrijwel niet meer van hun kamer en als ze al in de gemeenschapsruimte aanwezig waren dan staarden de meesten maar wat voor zich uit, diep verzonken in het verleden. Nu is schaken gelukkig een spel waarmee je je ook in je eentje heel goed kunt amuseren en dat deed Piet dan ook volop. Hij loste problemen op die hij af en toe in de krant aantrof. En hij speelde partijen na uit een van zijn vele boeken.
En wat Piet ook altijd nog deed was het bijhouden van de ontwikkelingen van het schaakreglement. Iedere keer als de wereldschaakbond weer aanpassingen had gepleegd, bestudeerde Piet de veranderingen nauwgezet en hij probeerde zich een beeld te vormen hoe de wedstrijdleiders al die regels in de praktijk moesten toepassen. Want dat was zijn lust en zijn leven geweest, het leiden van wedstrijden. Wat had hij daar een tijd en energie ingestoken en wat had hij het altijd mooi gevonden wanneer er weer een wedstrijd exact volgens de regels was verlopen. De dankbare blikken van de spelers en de waarderende woorden van de teamcaptains wanneer die na afloop het wedstrijdformulier kwamen tekenen. Dat was het gebruikelijk beeld. Maar het ging natuurlijk ook wel eens anders. Dan deed zich aan een van de borden een incident voor en dan moest de wedstrijdleider een beslissing nemen. En die beslissing viel natuurlijk niet altijd in goeie aarde. De speler die in het ongelijk werd gesteld legde zich niet altijd ogenblikkelijk bij het oordeel van de arbiter neer. En dan was het weer aan de scheidsrechter om zo snel mogelijk de rust in de speelzaal te doen terugkeren.
Piet had een goed gevoel over zijn carrière als wedstrijdleider tussen de schakers. Voor zijn gevoel had hij –juist vanwege zijn grote kennis van het reglement- altijd met gezag gesproken en door de bank genomen legde men zich bij zijn oordeel neer. Er was maar een besluit waar hij achteraf spijt van had. En af en toe knaagde het nog wel een beetje aan hem. Het was een smet geweest op zijn overigens zo glansrijke carrière. Het geval stond Piet, ondanks zijn hoge leeftijd, nog altijd helder voor de geest. Hoe had hij zo stom kunnen zijn? Het gebeurde tijdens een snelschaakkampioenschap. Op een zeker moment had zich een speler bij hem gemeld met de mededeling dat hij winst claimde omdat de vlag van zijn tegenstander was gevallen. Piet was naar het bord gegaan en had de klok aan een inspectie onderworpen. Toch wel een beetje tot zijn verrassing stelde hij vast dat beide vlaggen waren gevallen. “Ja”, zei de speler die de claim had ingediend, maar ik constateerde als eerste dat mijn tegenstander de tijd had overschreden.” Piet was even aan het twijfelen gebracht en hij was naar de wedstrijdtafel gesneld waar hij het reglement natuurlijk altijd onder handbereik had. Vliegens vlug was hij de ter zake doende bepalingen gaan lezen. Artikel A4.3 “Om winst na tijdsoverschrijding te claimen mag betrokkene de schaakklok stilzetten en de arbiter hiervan in kennis stellen. De claim wordt slechts toegewezen als de vlag van degene die claimde niet en die van zijn tegenstander wel is gevallen na het stilzetten van de schaakklok. Echter, de partij is remise als de stelling zodanig is dat de claimende speler de koning van de tegenstander nooit mat kan zetten, door welke reeks van reglementaire zetten dan ook.” Verdikkeme had Piet gemompeld. Waar staat nu dat het remise is als beide vlaggen zijn gevallen? Gehaast bladerde hij verder in het reglement. Zijn oog viel op B2 van de regels voor Snelschaak: “De straffen genoemd in de artikel 7 en 9 van de Wedstrijdregels zijn één in plaats van twee minuten”. Natuurlijk!, had Piet gedacht. Ik moet een tijdstraf uitdelen vanwege een onjuiste claim. In dit geval moet de tegenstander er een minuut bijkrijgen. Piet was naar het bord teruggesneld en had de klok ter hand genomen. Hij had de grote wijzer van de speler die niet had geclaimd een minuut teruggezet zodat deze nog circa vijftig seconden tot zijn beschikking had. De klok van de claimende speler had hij onaangeroerd gelaten. “Heren u gelieve de partij voort te zetten” had Piet stellig bevolen. En wat er toen gebeurde laat zich raden. “Dan claim ik nu de winst wegens tijdsoverschrijding door mijn tegenstander”, klonk het opgewekt uit de mond van de speler die zojuist een minuut extra bedenktijd had gekregen. “Correct” had Piet gezegd. “Claim toegewezen”. En eigenhandig had hij het scoreformulier ingevuld. De consternatie was groot geweest. Jan en alleman gingen zich er mee bemoeien. En het meest vervelende was dat het verloop van de bewuste partij van grote invloed was op de einduitslag van het toernooi. Met een halfje meer was de claimende speler kampioen geweest. Tussen Piet en de bestrafte speler was het nooit weer goed gekomen. Als ze elkaar tegen kwamen –hetgeen in het kleine schakerswereldje regelmatig gebeurde- werd Piet smalend toegesproken. “Daar hebben we meneer de spelregelkenner”. Piet bleef dan altijd stoïcijns zwijgen. En hij heeft nooit aan iemand verteld dat hij vele pogingen had ondernomen om de reglementscommissie van de Wereldschaakbond er toe te bewegen om helder in het reglement op te nemen hoe in vergelijkbare gevallen te handelen.
Terug naar Avondrood. Piet zit gebogen over zijn schaaktafel die ondanks de protesten van de zorgmanager de verhuizing naar het oudemannenhuis ook had doorstaan. Voor hem ligt een opengeslagen brief. Piet heeft al meerdere keren kennisgenomen van de inhoud, maar hij leest ‘m nog een keer. “Geachte meneer de spelregelkenner, Vernam dat u tegenwoordig verblijft in Avondrood. Ik acht thans de tijd rijp om schoon schip te maken. Ik vergeef u de fout die u destijds maakte door mijn tegenstander een minuut extra bedenktijd toe te kennen. Met de gedachte dat u mij het kampioenschap door de neus boorde, heb ik al lang verzoend. Het spijt mij dat ik u al die jaren zo minachtend heb bejegend. Ik hoop dat deze brief u nog voor de Kerst bereikt. Vrede op aarde zou ik zeggen. Hoogachtend…… In de handtekening kon Piet de naam ontcijferen van de speler die hij destijds zo had benadeeld. Piet keek op van de brief en zag in het schijnsel van een lantaarnpaal wat je in Nederland op Kerstavond zelden ziet. Het sneeuwde.
HJD
En dan nu de kijkersvraag: Zat Piet er eigenlijk wel zo ver naast met zijn beslissing en waar in het reglement staat te lezen hoe hij wel had moeten besluiten? Waarschuwing: op niet iedere vraag is een antwoord.