Omslag Landau

Salo Landau leefde in de eerste helft van de vorige eeuw een kort en tragisch leven. Op jonge leeftijd kwam hij als honger-vluchteling naar Nederland vanuit Oostenrijk, maar zijn roots lagen in de Polen. Rond z’n twintigste ging hij voor een opleiding naar Antwerpen en daar leerde hij schaken. Hij had talent en groeide uit tot een van de beste spelers van ons land, maar moest natuurlijk altijd Euwe boven zich dulden. Behalve in 1936 toen wereldkampioen Euwe het NK aan zich voorbij liet gaan. Landau rook zijn kans, sloeg toe en werd kampioen. Een jaar eerder werd de WK-match Euwe-Aljechin gespeeld. Omdat een paar andere kandidaten afhaakten werd Landau secondant van de Rus. Tegen het einde van de match kregen ze onenigheid zodat hun verbintenis beëindigd werd. In 1939 speelde Landau in Leeuwarden een match tegen Haije Kramer. Hij won nipt met 3 ½ - 2 ½ . Ook tijdens de oorlog (in september 1940) was Landau nog in Fryslân. Hij speelde mee in de achtkamp om de Burmania-bokaal en werd gedeeld eerste met Cortlever en Prins. Tijdens het NK dat in augustus 1942 in Leeuwarden werd gehouden was hij er al niet meer bij. Een maand na het kampioenschap probeerde hij met vrouw en kind uit te wijken naar het voor Joden veiliger Zwitserland, maar in Breda liepen ze in een val. Via Kamp Amersfoort werd hij naar Polen getransporteerd alwaar hij op 41-jarige leeftijd overleed. Ook zijn echtgenote en hun dochtertje overleefden de gruwelen van Wereldoorlog II niet.
Voor zover mij bekend publiceerde Landau een boekje. De voorkant daarvan staat hierbij afgedrukt. Het verscheen in 1938 en Euwe schreef -tijdens zijn vakantie in Bergen aan Zee- het voorwoord. Landau vertelt in het eerste hoofdstuk hoe hij tot het schrijven van dit boek was gekomen. Hij woonde in Amsterdam in een nogal gehorige woning. Een buurjongetje trachtte zich te bekwamen in het pianospelen op een klavier dat zich bevond in de kamer boven het studeervertrek van Landau. Het mannetje was niet erg getalenteerd en beroerde bij het vertolken van ‘Moe er ligt een kat in het water’ steeds op het zelfde punt de verkeerde toets. En, zo schrijft Landau, bij schakers is dat vaak niet veel anders, keer op keer maken ze in wezen steeds dezelfde fouten. En over de veel voorkomende fouten schreef hij dus een boekje. Een alleraardigst boekje. Vol met regels waar nu nog altijd volop tegen gezondigd wordt.
Al vrij in het begin -pg. 15- waarschuwt Landau voor de lange rokade. ‘Te allen tijde dient men vooraf te onderzoeken, of de koning er wel door in veiligheid komt.’ Bijgaande stelling illustreert het gevaar van lang rokeren; Wel een beetje vergezocht, maar niettemin grappig.

Landaau 1

Na 1. … 0-0-0 volgt 2. a3xb4 Da5x a1 + 3. Ke1-d2 Da1xh1 4. Df3xc6+ b7xc6 5. Le2- a6 mat.

Ook wel aardig is bijgaande voorbeeld. Deze keer is de waarschuwing: Laat niet in gewonnen stelling uw aandacht verslappen! Wit heeft zojuist zijn dame van c8 naar a6 gespeeld. Hoe kan zwart nu remise maken, luidt de vraag.

Landau 2

 

Het antwoord: Td3 x h3+. Om zijn winstkansen te behouden moet wit die toren wel met de koning nemen en dan volgt De8-e6+. Wit moet de dame wel nemen want na een koningszet neemt zwart de witte dame: dus Da6xe6 en aanschouw het gevolg, de beide pionnen kunnen niet voorwaarts en de koning, ja waar moet die naar toe? Pat dus.

Voor in mijn exemplaar van het boekje zit een Ex Libris-plaatje, van ene A. Hamer. Met pen staat aangegeven: “Van oom Karel Juli 1943” De schrijver van het boek vocht toen al voor zijn leven in een werkkamp in Polen.

 

ex libris landau


Zie voor een levensbeschrijving van Landau, Matten nr 7, 2010, NIC Alkmaar.
HJD