De derde zondag van januari. Buiten is het grijs. De echtgenote zet een CD op van Frans Halsema. Zijn altijd wat weemoedige teksten sluiten goed aan bij mijn stemming. Op deze dag hoor ik, hoe grijs het weer ook is, aan gindse kusten te vertoeven. Wijk aan Zee, de Moriaan, in de geur van erwtensoep dringen om een gunstig plekje met zicht op een van de kanshebbers. Of anders met een steuntje in de rug staren naar de monitor waarop de meest interessante partij wordt geprojecteerd. Speuren naar bekenden in de volle zaal, een kop koffie aan de bar in de kantine, genieten van het commentaar en later op de middag vluggeren in De Zon en onderwijl eerst voorzichtig en later met een zekere mateloosheid borrelen, als althans de rol van Bob aan je voorbij gaat. Nu al voor het tweede jaar op rij gooit Jaap van Dissel in Wijk aan zee nog wel roet in het eten en zijn we veroordeeld tot FollowChess, de app waarop we iedere partij - in welke verre uithoek van de wereld ook gespeeld- live kunnen volgen. Mooi die techniek natuurlijk maar surrogaat. Laten we hopen: volgend jaar gewoon weer in levende lijve Carlsen-Caruana in plaats van Corona.


Is er deze zondag dan geen enkele troost? Jawel hoor. Naar aanleiding van de schaakrubriek in de Leeuwarder Courant van gister raadpleegde ik weer eens het jubileumboek dat naar aanleiding van het 150-jarig jubileum van de Koninklijke Schaakclub Philidor 1847 werd gepubliceerd. Het boek noemt wonderwel nergens het jaar van verschijnen zodat jonge generaties de rekenmachine op hun mobieltje moeten raadplegen om er achter te komen dat dat 1997 moet zijn geweest. Ik kon het gelukkig nog ‘uit het hoofd’, hetgeen ook geldt voor de constatering dat anno 2022 er wederom een jubileum valt te vieren, maar dit ter zijde.


Ik meende me te herinneren dat van degene aan wiens overlijden gister in de LC-rubriek aandacht werd besteed – Arjen Tilstra (1934-2022) - enkele geestig stukjes in het boek waren opgenomen. En na enig zoeken trof ik zijn pennenvruchten inderdaad aan. Op pagina 118 en 119 staat een bijzonder komisch verslag van een uitwedstrijd van Philidor I in Amsterdam. De hoofdrolspelers Theun van den Tol, Waling Dijkstra en Kor Mulder van Leens Dijkstra worden er prachtig neergezet. Om vooral de citaten in het Leewarders en het Bildts heb ik weer smakelijk gelachen. Voor wie het boek niet bezit, het is integraal op het internet gepubliceerd en aldaar raadpleegbaar.


Overigens, toen ik de respectvolle column van Nick Maatman las, kreeg ik wel weer een beetje medelijden met de Maarten Etmans. Al zo’n beetje zijn hele leven lang – in ieder geval meer dan een halve eeuw- wordt hij achtervolgd door een potje dat hij speelde op zijn 25ste. Steeds maar weer duikt die partij op, niet zozeer vanwege het spektakel dat zich op het bord voltrok, maar meer vanwege al de dingen die er omheen speelden. Te vrezen valt dat de bewuste stelling ten minste nog een keer voorbij zal komen in krant, tijdschrift of in een stukje op internet. En wel bij het overlijden van Etmans zelf. Laten we hopen dat die publicatie nog lang op zich laat wachten. En als ik de scribenten van dan een tip mag geven: vertel over het NK schaken van 1969, toen Etmans zowel Timman als Zuidema versloeg en remise speelde tegen oud-kampioen Eddie Scholl.


Heel iets anders. Ik was een dezer dagen om mij moverende redenen bezig met het verzamelen van wat gegevens omtrent Jan Wellner uit Groningen. De wat oudere lezers zullen zich hem wellicht herinneren. Een enigszins zonderlinge verschijning, maar achter het bord tot op hoge leeftijd beslist niet te onderschatten. Op gezag van een artikel ooit verschenen in het clubblad van schaakclub Staunton, concludeerde ik dat Wellner in het nationale toernooi dat zich voltrok in de schaduw van het grote Stauntontoernooi (Groningen 1946),  na de Brabander Stumpers en samen met de Friezen Kramer en Van den Tol de tweede plaats had weten te bemachtigen. De twijfel sloeg evenwel bij mij toe toen ik in een niet nader te noemen boek bijgaande toernooitabel tegen kwam.

 

tabel 1

 

Ik telde de punten die Wellner verzamelde en kwam niet uit op 7 maar op 6½. Welke mysterie zou zich hier voordoen? Ik ging op zoek naar andere publicaties over het toernooi. En ik vond een tweede exemplaar van de toernooitabel.

 tabel 2

Kijk eens aan, dacht ik, de samensteller van deze tabel kan wel tellen! Hij kende Wellner immers 6 en een half punt toe. Maar waar kwam dan de bewering vandaan dat Wellner gedeeld tweede werd? Het blauwe toernooiboek dacht ik, dat zal uitkomst brengen. Ik nam het ter hand en bladerde het door maar tot mijn stomme verbazing: geen tabel. Wel natuurlijk van de grootmeesters maar niet van het nationale toernooi. Onbegrijpelijk maar waar. Toen het internet me ook in de steek liet realiseerde ik me dat ik nog een kans had. Ik bezit namelijk de ingebonden jaargang 1946 van het Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond. En jawel dat bracht in oktober een toernooitabel waaruit ondubbelzinnig blijkt dat Wellner de tweede plaats deelde. Ik neem maar aan dat deze tabel (zo vlak na het toernooi gepubliceerd) wel klopt.

 tabel 3

Zo zie je maar weer, toernooitabellen kunnen op wonderlijke wijze een eigen leven gaan leiden. Merk op dat Wellner won van zowel Kramer als Van den Tol.


Dat ik wat gegevens verzamel omtrent een relatief onbeduidende schaker als Jan Wellner, wil niet zeggen dat ik meer belangstelling heb voor de roemloze dan de beroemde medemens. Wel realiseer ik mij ter dege dat roem vergankelijk is. Gistermiddag nam ik dat nog weer eens waar in een gerenommeerde boekhandel in onze provincie waar de volgende dialoog werd gevoerd.


“Heeft u het nieuwste boek van Reve al?”
“Hoe zegt u?”
“Reve, zegt die naam u niets?”
“Kunt u zijn naam spellen?”
“Nou ja zoals je het zegt: Reve, er ee ve ee”
“Heeft u ook een voornaam?”
“Eh ja, … Gerard, hij werd lang gerekend tot de top drie van de Nederlandse literatuur.”
“Ik moet even in de computer kijken”


Om de jonge verkoopster verder niet al te zeer in verlegenheid te brengen (ik had de indruk dat haar chef ons gesprek aandachtig volgde) mompelde ik:


“Ach, je kunt het ook niet weten, Reve is al meer dan twintig jaar dood. Recent zijn nog weer een handjevol brieven van hem ontdekt en die worden nu door een Belgische uitgever als boek verkocht. Gister stond in de krant dat het vandaag in de boekhandel zou liggen, vandaar mijn vraag. ”

Ik hoop maar dat Arjen Tilstra (hij was werkzaam in het bibliotheekwezen) dit soort dialogen in zijn lange leven bespaard is gebleven.

HJD